Bestuurder in crisistijd

Op 12 mei 2023 sprak ik het bestuurdersnetwerk van GroenLinks toe over de vraag wat het betekent om bestuurder te zijn in crisistijd en de verhouding tussen parlementaire politiek en buitenparlementair activisme. De tekst is geschreven in samenwerking met Tosca Peschier.

In de snikhete zomer van 2022 plakken drie jonge klimaatactivisten zich in Florence vast aan de glasplaat voor het beroemde kunstwerk La Primavera van Botticelli. Het is een wanhoopsdaad om aandacht te vragen voor de ernst van de klimaat- en ecologische crisis. De actievoerders zijn deel van Ultima Generazione, wat de laatste generatie betekent.

De actie veroorzaakt internationaal ophef en vormt de start van een lange reeks mediagenieke klimaatacties in musea in heel Europa. Ook schilderijen van Rafaël, Picasso, van Gogh, Monet, Vermeer en Rembrandt worden gebruikt om duidelijk te maken dat we nu alles op alles moeten zetten om onze planeet leefbaar te houden.

Ook in Nederland beseffen steeds meer mensen zich hoe ernstig de ecologische crisis is. Een groeiende golf mensen sluit zich aan bij blokkades van luchthavens en de A12 in Den Haag is het toneel geworden van een nu al beroemde patstelling tussen de klimaatbeweging en de overheid.

Steeds meer mensen handelen naar de ernst van de ecologische crisis. Zij begrijpen dat ze onderdeel zijn van de laatste generatie die de ergste gevolgen van klimaatvernietiging kan stoppen en komen in actie. Wat geldt voor deze quote unquote “activisten”, geldt voor iedereen in deze zaal, misschien wel des te meer.

Ook jullie zijn de laatste generatie.

De laatste generatie bestuurders die de ergste gevolgen van klimaatvernietiging kan stoppen.

Beste Groenlinksbestuurders, dat is waar ik het vandaag met jullie over wil hebben.

Wat betekent het om bestuurder te zijn in crisistijd?

Om deze vraag te beantwoorden zal ik eerst stil staan bij de ernst van de klimaat- en ecologische crisis. Om daarna te kijken wat dit betekent voor de rood-groene politieke beweging die Groenlinks en de PvdA aan het vormen zijn. Ik sluit af met de belangrijke en voortdurende wisselwerking tussen parlementaire politiek en buitenparlementair activisme.

De crisis

Wat betekent het om bestuurder te zijn in crisistijd? Het is belangrijk deze vraag te benaderen vanuit de realiteit van de ecologische crisis, en niet vanuit een zogenaamde ‘bestuurlijke realiteit'. De realiteit van de crisis is naast een wetenschappelijke ook een geleefde: een crisis van mensen die nu al hun oogst verliezen, nu al hun land verliezen, nu al hun levens verliezen. Het is belangrijk om vanuit deze realiteit te kijken, dé realiteit, omdat provinciehuizen, raadszalen en vergaderkamers het zicht op die werkelijkheid nog wel eens kunnen verhullen.

Die realiteit is dat de verhitting van de planeet nu al leidt tot extreem weer, natuurrampen, honger, schaarste, geweld, conflict, oorlog, ziekte en meer dan vijfentwintig miljoen mensen op de vlucht per jaar. Met het huidige klimaatbeleid gaan we toe naar een wereld die 3 graden heter is. Als lokale bestuurders weten jullie als geen ander hoe moeilijk het al is om dit beleid uitgevoerd te krijgen. Bij 3 graden verhitting is de kans groot op onomkeerbare kantelpunten in het klimaat waardoor de verhitting van de planeet op hol zou slaan en de Aarde grotendeels onleefbaar zou worden. Het is een understatement om te stellen dat het huidige klimaatbeleid niet voldoende is.

Klimaatbeleid gaat over kansberekening. Dus laten we de kansen bekijken. Gebaseerd op ons koolstofbudget zou Nederland in 2026 klimaatneutraal moeten zijn om een kans te hebben van 66 procent om de verhitting van de planeet te beperken tot 1,5 graad. Slechts een kans van 66 procent. Er is geen provincie, gemeente of waterschap in Nederland dat daar ook maar enigszins bij in de buurt komt. Dat is ook niet voor te stellen binnen de kaders van ons huidige economisch-maatschappelijke systeem.

De klimaatcrisis is bovendien slechts het topje van de ijsberg van een veel bredere ecologische crisis. De biodiversiteit holt zo snel achteruit dat hele ecosystemen instorten. Wetenschappers spreken van de zesde massa-uitsterving. Om dit in perspectief te plaatsen: de vijfde massa-uitsterving betekende 65 miljoen jaar geleden het einde van de dinosauriër. Net als de klimaatcrisis kent de ecologische crisis onomkeerbare kantelpunten, waarvan we niet zeker weten wanneer we ze bereiken en of we sommigen daarvan niet al bereikt hebben.

De ecologische crisis gaat weliswaar over de natuur, maar is geen natuurverschijnsel. Zij wordt veroorzaakt door mensen: niet door alle mensen, zelfs niet door de meeste mensen, maar door een minuscule groep mensen, of nog specifieker: zij wordt veroorzaakt door een kapitalistisch systeem dat het bezit van deze minuscule groep mensen boven het leven en welzijn van de rest van de planeet en haar bewoners stelt.

Professor Jason Hickel definieert het kapitalisme als een systeem met drie belangrijke kenmerken: 1) het verminderen van voorzieningen in gemeenschappelijk bezit en het creëren van kunstmatige schaarste, 2) een afhankelijkheid van eeuwigdurende groei en 3) het beperken van democratische besluitvorming tot zaken die buiten de economie vallen. Binnen dit systeem zal de welvaart van een kleine groep stinkend rijke mensen het altijd winnen van het welzijn van de rest van de bewoners van de planeet.

Een tweede systeem dat ten grondslag ligt aan de vernietiging van de Aarde is het kolonialisme. Aan de basis hiervan ligt het racistische idee dat sommige vormen van het leven boven anderen staan. In het koloniale gedachtegoed wordt ten eerste de mens kunstmatig losgetrokken van de ‘niet-menselijke natuur’, en vervolgens een deel van de mensen, de witte man, boven de rest van de mensheid geplaatst. Dit gedachtegoed werd en wordt gebruikt om het plunderen en uitbuiten van de Aarde en de bewoners van het mondiale Zuiden mogelijk te maken. “De vraag wie volledig mens is en wie niet, ligt aan de kern van de planetaire crisis.” stelt schrijver Amitav Ghosh dan ook.

De natuurwetenschappelijke realiteit is dat we nog maar een paar jaar hebben om de ergste gevolgen van de ecologische crisis te stoppen. De maatschappelijk-historische realiteit is dat deze vernietiging geen toevallige uitzondering op het systeem is, maar een direct gevolg van het kapitalisme en neokolonialisme. We moeten deze systemen stoppen voor ze een einde maken aan het leven op Aarde. Daarmee beslecht de ecologische crisis de discussie die het socialistische project sinds haar begindagen bezighoudt: gaan we voor stapsgewijze hervorming of revolutionaire systeemverandering? Het is duidelijk dat we de gehele maatschappij in enkele decennia moeten veranderen, om te voorkomen dat we letterlijk alles kunnen kwijtraken. Polderen zal onze polders niet redden. Dat is wat het betekent om bestuurder in crisistijd te zijn.

De rood-groene beweging

Daarmee kom ik op het tweede deel van mijn verhaal: Wat betekent dit voor de roodgroene beweging die op dit cruciale moment in onze geschiedenis in Nederland wordt gevormd door Groenlinks en de Partij van de Arbeid? Welke visie kan de rood-groene beweging formuleren om de crisis te lijf te gaan? En hoe zorgen we ervoor dat rood-groen in Nederland in het huidige parlementaire systeem binnen vijf jaar aan de macht komt om levensreddende veranderingen door te voeren? Dat is de historische verantwoordelijkheid die in jullie handen ligt.

“De oorzaak van de machteloosheid van behoudende kabinetten is dat zij zich tot gevangene hebben gemaakt van de bestaande machtsverhoudingen in onze samenleving. Zij aanvaarden klakkeloos een maatschappijvorm waarin enkelingen beslissen over de toekomst van velen en maken daar ook dankbaar gebruik van.” schreven de PvdA, D66 en PPR toen zij in 1972 de handen ineensloegen in Keerpunt ‘72. Tegenover de machteloosheid van de gangbare politiek stelden zij een politiek van verregaande democratisering en doorbreking van de bestaande machtsverhoudingen. Meer dan ooit is dit nu ook nodig.

In elk aspect van de maatschappij zien we de gruwelijke gevolgen van decennia aan neoliberaal beleid. Afgebroken volkshuisvesting, zorg, jeugdzorg, onderwijs, cultuur en natuur snakken allemaal naar uitgesproken links beleid. Één van de grootste overwinningen van het neoliberalisme is dat mensen zichzelf niet meer als actor in de maatschappij zien. Burgers zijn verworden tot kiezers en consumenten, bestuurders zijn verworden tot managers. We zijn het eigenaarschap over de maatschappij kwijt. Om de grote crises van deze tijd aan te kunnen pakken is het nodig dat Links dit eigenaarschap terugwint: eigenaarschap van mensen over hun levens, collectief eigenaarschap over de gehele maatschappij. In de woorden van de wetenschappelijke bureaus van Groenlinks en de PvdA: het verhaal van links moet gaan over hoe we samen de toekomst in handen nemen.

Dat vraagt om een radicale democratisering van de hele maatschappij. In de eerste plaats van het democratisch bestuur, waar we echte zeggenschap op verschillende niveaus - van lokaal tot nationaal - bij burgers moeten leggen. Maar we zullen vooral onze economie moeten democratiseren. Hier ligt de grootste uitdaging. Eerder haalde ik al professor Jason Hickel aan die stelt dat een belangrijk kenmerk van het kapitalisme is dat het de economie buiten het domein van de democratie plaatst. Om de crisis van deze tijd te kunnen oplossen zullen we dus de hegemonie van het kapitalisme moeten doorbreken.

Neoliberale privatiseringen van de afgelopen dertig jaar moeten worden teruggedraaid. De meest vervuilende bedrijven zullen direct moeten worden gesloten. Bedrijven die producten leveren die ook na de transitie nodig zijn, moeten zo snel mogelijk in publieke handen worden gebracht voor een snelle en eerlijke transitie. Bedrijven moeten in handen van werkers komen, te beginnen met bedrijven met een groot publiek belang als banken, energiebedrijven, scholen, woningcorporaties en zorginstellingen. Voor bedrijven met een minder grote publieke functie kan het Meidner-plan dat de Zweedse vakbond in de jaren zeventig liet ontwikkelen worden gevolgd. Door een deel van de winst af te romen en in een werknemersfonds te stoppen kunnen die langzaam een steeds groter deel van het bedrijf in eigendom krijgen.

Het terugwinnen van collectief eigenaarschap over de economie verschuift de politieke mogelijkheden in de volledige maatschappij. Democratisering van de economie is daarmee een voorwaarde voor andere belangrijke links-progressieve doelen zoals het tegengaan van materiële en immateriële ongelijkheid, discriminatie en een eerlijke energietransitie. Het verhaal van vergaande democratisering en eigenaarschap is het verhaal waarmee Links mensen die het vertrouwen in de politiek zijn verloren, kan terugwinnen. Het is bovendien een tegengif voor het cynische narratief van individuele verantwoordelijk dat het maatschappelijk debat beheerst, bijvoorbeeld op het thema klimaat.

Met dit verhaal van democratisering van economie en bestuur kan de rood-groene beweging zich organiseren. En wordt zij weer actief deel van politieke stromingen die zich niet door heersende machten in de geschiedenis laten bepalen, maar nieuwe mogelijkheden in de geschiedenis schrijven. Om de strijd om de macht aan te gaan zullen we dit zowel binnen als buiten het parlement moeten doen. Daarmee kom ik op het slot van mijn verhaal: wat is de verhouding tussen de vertegenwoordigende politiek en buitenparlementair activisme?

Politiek activisme

Elk gesprek over politieke verandering en de rol van de parlementaire politiek en buitenparlementair activisme moet beginnen met de erkenning dat alle grote maatschappelijke veranderingen zijn afgedwongen door strijd. Of we het nou hebben over het einde van de slavernij, het ontstaan van het algemeen kiesrecht of het vormen van de verzorgingsstaat. Zelfs de parlementaire politiek zelf is ontstaan uit maatschappelijk protest.

Vaak wordt gezegd dat dat de rol van sociale bewegingen is om onderwerpen te agenderen en de rol van politieke partijen om veranderingen uiteindelijk te institutionaliseren. Dit is om twee redenen te kort door de bocht. Ten eerste is de weg van agendering tot verandering niet rechtlijnig. Voor een grote maatschappelijke verandering door politieke partijen wordt omarmd wordt deze vaak eerst afgehouden, of zelfs tegengewerkt. De moeite die linkse politici nog geen tien jaar geleden hadden zich uit te spreken over het afschaffen van Zwarte Piet is hier een goed voorbeeld van. Ten tweede suggereert het woord agenderen dat overtuiging het belangrijkste principe van verandering is. Alsof politici zich eerst niet van een probleem bewust zijn, het dan op de agenda wordt gezet, deze politici vervolgens door argumenten overtuigd raken hier iets aan te moeten doen, en het probleem vervolgens oplossen. Als dat zo was, hadden we inmiddels geen klimaatcrisis meer. Niet een gebrek aan begrip, maar maatschappelijke en economische machtsverhoudingen houden onrecht in stand.

Het is de opdracht van links om macht op te bouwen om radicale veranderingen te kunnen afdwingen. In de context van de Nederlandse parlementaire politiek betekent dit praktisch gezien dat een linkse partij de grootste moet worden, en dat er geen rechtse meerderheid moet zijn die links beleid kan blokkeren. Een visionair verhaal over het terugpakken van eigenaarschap op de maatschappij kan de basis vormen van een linkse beweging die op korte termijn de verkiezingen kan winnen.

De geschiedenis laat zien dat als de verkiezingen gaan over ‘linkse’ thema’s links het goed doet, en als de verkiezingen gaan over ‘rechtse’ thema’s rechts de verkiezingen wint. Door op een gedeelde linkse agenda actie te voeren kan de beweging op straat dus bijdragen aan een linkse electorale overwinning. Om tot zo’n gedeelde agenda te komen is een open houding nodig vanuit de rood-groene parlementaire beweging, zelfs als dat betekent dat de partijpolitieke leiding aan invloed verliest. Ook dat hoort bij het verhaal van eigenaarschap terugwinnen.

Met het winnen van verkiezingen zijn we er nog niet. Alleen als er een sterke buitenparlementaire beweging is om links na de verkiezingen aan haar idealen te houden ontstaat een politieke realiteit waarin rood-groen de middenpartijen die nodig zijn voor een meerderheid mee kan krijgen in radicale verandering. De grootste maatschappelijke veranderingen worden bereikt als een sterke beweging op straat de basis vormt van een partijpolitieke beweging. De parlementaire beweging is voor haar mandaat afhankelijk van de beweging op straat, niet andersom. Dit besef is cruciaal om samen de veranderingen af te kunnen dwingen die zo hard nodig zijn.

Linkse flankpartijen als de Partij voor de Dieren en BIJ1, die overigens ook een rood-groen verhaal hebben, weten de brug te slaan naar de activistische beweging. Ze zijn soms zichtbaar, maar vooral onzichtbaar aanwezig bij de activistische bewegingen van deze tijd, ook weten activisten hen te vinden om hun geluid in de politiek te laten horen. De Partij van de Arbeid maar ook Groenlinks lukt dit veel minder. De vraag is of het de nieuwe rood-groene parlementaire beweging wel lukt de handen ineen te slaan met de beweging op straat.

De laatste generatie

Er zijn dingen die we collectief kunnen doen om de klimaat- en ecologische crisis te bestrijden. Die doen we niet. We zijn getuige van de grootste massamoord in de geschiedenis. Dit is aan de ene kant een heel groot statement, en aan de andere kant een heel feitelijke omschrijving van wat er aan de hand is. Een kleine kapitalistische elite pleegt wat de filosoof John Somerville omnicide noemt. De vernietiging van alles dat leeft. Wij zijn de laatste generatie die hier iets aan kunnen doen.

Wij zijn de laatste generatie.

En met alle onze goede bedoelingen, met al onze transitiedoelen, met al onze speeches, debatten en netwerkdagen zijn we dodelijk aan het falen.

Dat is wat het betekent om bestuurder in crisistijd te zijn.

Dat is de realiteit.

Alles moet anders.

Want alles staat op het spel.

Vorige
Vorige

Tijdperk van crisis

Volgende
Volgende

klimaatontkenning 2.0